Gezongen door Marie Sophie Wegge in 1980
Jan Kwast een was gene slechten vent
Maar altijd op cafe
Hij goot per dag nen kwak of tien
Door zijn verschroeide keel
Jan heeft al eens zijn stem gebruikt
Dat hij er twintig dronk
En dat hij dan bewusteloos
En zat ter aarde zonk
Op een zondagnacht kwam Jan naar huis
Zo zat of ’t maar kon zijn
Hij vond daar thuis de deure dicht
En kroop in ’t kot van ’t zwijn
Het varken was de voeten uit
En ’t deurken sloeg weer vast
Daar lag te ronken in het strooi
Ons zatte Jantjen Kwast
En ’s morgens kwam de slachter aan
Voor ’t zwijntjen dood te doen
Hij greep naar ’t verken zijne poot
Moar oat Jan bij de schoen
Hij dacht wat aardig dier es dat
K’heb nooit zo een gezien
Ach God t’es gelijk nen olifant
Nen leeuw of beir messchien
En Jantjen Kwast oat zo zijn lesse geleerd
En was noeit meer zat of zot
Hij slaapt nu in zijn bedde gerust
En ’t verksken in zijn kot